Skip to content

Borneo deel 2: over echte meisjes in de jungle

Na ons duikavontuur in Semporna, vertrokken we met de bus naar Sukau. Dachten we. We werden uitgezet op de kruising die 43 km voor Sukau ligt, het mannetje van de bus zei dat we op de volgende moesten wachten. Al snel kwamen er andere mannetjes aan om ons te vertellen dat we wel met hun busje mee konden. We waren een beetje aan het twijfelen of we dat wel moesten doen. Uiteindelijk kwam er nog een mannetje met een minuscuul autootje die ons probeerde te overtuigen dat er echt geen bus aan zou komen voor ons. Ik was wel overtuigd, maar hij belde nog even de busmaatschappij voor ons om z’n gelijk te bewijzen. Ondertussen brak er een tropische hoosbui los en tja, wat doe je dan? Met het mannetje met de minuscule auto meerijden natuurlijk. Hij reed belachelijk hard, maar dat bleek later ongeveer de regel te zijn op Borneo. We kwamen er snel achter dat Sukau een heel klein dorp te zijn waar alle huizen vrij ver uit elkaar liggen. Het mannetje bracht ons naar het guesthouse aan het einde van de weg, dat hij kende, omringd door niets:


Helaas hadden we niet genoeg geld om lang te blijven en was het dichtstbijzijnde pinautomaat meer dan een uur met de auto. Ai, niet aan gedacht. Maar we konden in ieder geval wel een nachtje blijven en toch een “rivercruise” doen. Zo gezegd, zo gedaan, maar niet voordat we nog een rondje door de naastgelegen jungle liepen. We volgenden de verse sporen van een pygmee-olifantje (Rosa zag ‘m nog wegvluchten) en zagen megakevers en felgekleurde hagedissen. Dat beloofde wat voor onze boottocht…

Om vier uur werden we opgehaald door een local met een klein motorbootje. Eerst voeren we nog over de grote Kinabatanganrivier, maar al snel voeren we een smallere zijtak in. Daar zagen we een grote hagedis, talloze apen en vogels. De apen waren vooral niet zo bange makaken en probiscusapen – ja die met die neus! Helaas geen orang utans, maar dit was al erg indrukwekkend. Daarnaast zagen we nog een grote uil in de avondschemer. Toen we terugvoeren werd het langzaam donker. Écht donker, terwijl je overal om je heen de natuur hoort. De vrouw van het guesthouse had ondertussen avondeten gekookt, we kregen curry kip, wat groente, een gebraden vis en rijst. Die gebraden vis – nog geheel intact – was even een uitdaging voor mij, maar hij smaakte prima. We waren met alle plezier nog wat langer in Sukau gebleven, maar moesten helaas toch verder naar Sandakan. Voor de liefhebbers van de Kinabatangan rivier en de natuur daar: je kan prima zelf naar Sukau toegaan en je daar een paar dagen vermaken. Je moet alleen wat geld meenemen en wat vertrouwen hebben in de mannetjes met minibusjes of minuscule autootjes. In Sandakan bleken we hierdoor goedkoper uit te zijn en ons geld directer aan de lokale bevolking te hebben gegeven. De tourorganisaties vanuit Sandakan gaan namelijk naar precies hetzelfde gedeelte, maar vragen veel meer geld – terwijl de guesthouses er ongetwijfeld minder aan verdienen.

In Sandakan aangekomen vonden we al vrij snel een hostel en een plekje om te eten aan de haven (alwaar ik een stuk peper aanzag voor paprika – geen goed idee). ‘s Middags bezochten we een Boeddhistisch klooster, een eindje uit de stad (onderweg zagen we een slang!). Daar hadden we weer een fotomodellenmomentje, een aardige familie van locals wilde graag met ons op de foto. ‘s Avonds aten we in een fancy rooftoprestaurant (Balin, bovenop het Nak hotel), echt een aanrader. Vanaf het dak hoorden we muziek en besloten we daar maar op af te gaan, het was immers vrijdag.. We gingen op ons gehoor af en vonden een grote kerstviering van de gezamelijke kerken in Sandakan. Dat hadden we toch niet helemaal verwacht, maar was natuurlijk leuk voor de afwisseling na dat Boeddhistische klooster. We werden verwelkomt en kregen water en een sleutelhanger. Helaas begonnen ze net met de preek, die in het Maleis en Chinees was – nog steeds niet onze sterkste talen (al weet ik inmiddels vrij veel Maleise gerechten, heel handig). De volgende ochtend gingen we naar het Rainforest Discovery Center omdat we nog niet genoeg rainforest gezien hadden. Terwijl we nog bij de ingang stonden hadden we al ons volgende beroemdhedenmomentje, twee meisjes wilden met ons op de foto. Zo kwamen we er wel achter dat er een kamp in het RDC werd gehouden, met veel muziek en touwtrekwedstrijden. We vreesden een beetje of we nog wel dieren zouden zien, maar na een tijdje lopen en chillen in een toren, zagen we al de eerste giant squirrels. De gigantische eekhoorns speelden hoog in de bomen en hier en daar vlogen ook wat vogels. We wilden een zo lang mogelijk rondje lopen, maar op een gegeven moment waren we zelfs van de kaart afgelopen. Ondertussen kwamen we wel veel stoere mannen tegen die kruiwagens vol grind sjouwden en telkens vriendelijk gedag zeiden. Uiteindelijk bleken ze aan een brug over een waterval te werken en moesten wij dus omkeren. Onderweg kwamen we nog een slang in een boom tegen en even later, op het juiste pad, zagen we een reuzen vliegende eekhoorn. Gaaf! Uiteindelijk liepen we via de “Sepilok giant”, een van de grootste bomen op het eiland, weer terug.

‘s Avonds wilden we karaoke zingen, want we hoorden dat dat kan in Sandakan. We namen een (opnieuw levensgevaarlijke) taxi naar Bandar Indah, een uitgaansgebiedje net buiten de stad. Het deed een beetje vreemd aan, allemaal vrij nieuwe gebouwen waar toevallig allemaal kroegen en karaokebars in zaten. Alsof het een soort industrieterrein was. Na een biertje in een normale kroeg om ons moed in te drinken, kwamen we erachter dat de karaokeindustrie  in Sandakan ook een beetje bijzonder is. We stapten de “Doremi” binnen en gingen aan een tafeltje zitten. De barman smeerde ons een emmer met vier flesjes bier aan en bracht ons de catalogus met Engelstalige liedjes. Al onze favoriete nummers stonden erin, dus vroegen we er drie aan. Ondertussen zagen we dat de andere aanwezige vrouwen wel erg korte jurkjes en hoge hakken aanhadden en nogal gretig op de binnenkomende mannen afvlogen. Aha. Ach, ze zongen wel leuke Thaise en Chinese meezingers en na onze drie liedjes hadden we het ook wel weer gezien. We vonden een taxi waarvan de chauffeur lag te slapen in z’n stoel – andere taxi’s waren toch niet veiliger geweest – en waren al snel weer terug in Sandakan.

Om bij te komen gingen we de volgende ochtend naar de Sunday market, we hadden immers nog steeds geen souvenirs en kerstcadeautjes kunnen vinden. Helaas, de Sunday market stelde ook een beetje teleur. Er was veel eten en veel neppe merkkleding en dat was het. Maria en ik vonden nog een mooie muts voor onze aanstaande bergtocht, en dat was het wel. Op naar de orang utans dus! Hiervoor moesten we weer naar Sepilok, waar ze naast het RDC ook een opvangcentrum voor orang utans hebben. Die worden tweemaal per dag buiten gevoerd, ten minste, de orang utans die dat nodig hebben. Het publiek kan toekijken vanaf een afstandje. Helaas was het zondag en waren er heel veel mensen uit de buurt met hun kinderen, waardoor er niet veel orang utans kwamen eten. Het was in ieder geval wel gaaf om te zien in welke onmogelijke houdingen ze kunnen eten:

We namen weer een bus terug – alle minivans zijn er uitgerust met oorverdovende muziek, veelal echte klassiekers die we dan ook gezellig meezongen – en sliepen voor de laatste keer in het hostel in Sandakan. De volgende ochtend namen Maria en ik afscheid van Rosa, die naar Thailand vloog, en begonnen we aan onze toch naar Mount Kinabalu, maar dat verdient uiteraard een aparte blogpost :).

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *